Als je schrijft maar niet publiceert heeft dat een groot voordeel. Wie een volgend boek met een gepubliceerde roman verband wil laten houden, kan de verbanden in dat nieuwe boek aanbrengen maar niet meer in het al verschenen boek (tenzij dit uit de handel wordt genomen, herzien wordt en opnieuw gepubliceerd, maar voor lezer en uitgever is dat geen dikke pret – dat was het niet toen W.F. Hermans aan de tweede druk van Uit talloos veel miljoenen een hoofdstuk toevoegde: ik moest de aangevulde versie bij de bibliotheek lenen en het bonushoofdstuk kopiëren en op maat knippen en achter in de eerste druk stoppen. Pas toen de roman in de Volledige Werken was opgenomen kon ik het boek fatsoenlijk lezen, ik bedoel dat ik voornemens ben dat te gaan doen als ik eindelijk aan de nog ongelezen delen begin).
Doordat in de loop der jaren ontstane manuscripten niet in een boekuitgave resulteerden kon ik niet alleen in een volgende roman verbanden met eerdere aanbrengen maar ook teruggaan en die eerdere teksten aanpassen. Dat heeft geleid tot wat hyperintertekstualiteit genoemd zou kunnen worden. Zo bevat de roman Zoute griotten verwijzingen naar de vijf Verhalen van en over Evert, ‘Madeleine’, ‘Natuurkunde’, ‘Lenteliefde’, ‘Literaire porno’ en ‘Van dode mensen’, die eraan zijn toegevoegd om te komen tot Zoute griotten speciaal.
‘Maar op de lagere school had ik in de eerste klas een grote liefde, Madeleine’ (p. 36): ‘Madeleine’.
‘We hadden thuis een tijdje een hulp in de huishouding’ (p. 120): ‘Natuurkunde’.
‘Hij kwam me een keer achterna en vroeg of-ie m’n boodschappentassen kon dragen of zoiets.’ (….) ‘Weet je wat, daar ga ik een verhaal over schrijven’ (p. 100): ‘Lenteliefde’.
‘De redactie was hem daar zo dankbaar voor, dat zij Evert uitnodigde ook een literair pornoverhaal te schrijven’ (p. 41): ‘Literaire porno’.
In ‘Van dode mensen’ is te lezen waar de naam Evert Huis vandaan komt en wordt verklaard waarom Evert op pagina 140 zegt: ‘Ik had beter in de jaren twintig geboren kunnen zijn.’
De Madeleine die hoofdredacteur Barrelmeijer kent (‘Ik ken in Den Haag een Madeleine. Jaar of twintig, strak figuurtje,’ p. 37) is een andere Madeleine dan de Madeleine van Evert. Die van Barrelmeijer is het onderwerp van een Hot Talk sketch (‘Dat is dan honderd euro extra’ – Lente en liefde in Buisdorp, uitgezonden 23 maart 2007, zie elders op deze website het onderdeel ‘Radioscripts’).
De voorbeelden die Evert in de oproep aan lezers (p. 151-152) doet van verhalen over een onplezierige ervaring, zijn verhalen in de bundel Afgrijselijke jeugd (waarvan het manuscript op deze website onder de gelijknamige knop te lezen is) – diverse verhalen daarin krijgen een plaats in Aan de hand en andere aandoeningen (zie aldaar).
Doordat in Zoute griotten Jardina vertelt dat haar broer Ricardo sociologisch onderzoek doet, kwam ik op het idee hem in Hot Talk over dat onderzoek te laten vertellen (Geen carnaval in Buisdorp, zie de knop Radioscripts).
Carla, de vriendin van Aster die Everts kamer bewoonde voordat hij die betrok, speelt een belangrijke rol in Berichten uit Buisdorp.
Kokya heeft een bijrol in Tijd voor stampij en Soep, in die laatste roman komen we Evert en meneer Mortifa ook weer tegen.
© Copyright Martin de Jong, Den Haag. Alle rechten voorbehouden.