Publicatiepogingen

Het gebeurt in de praktijk maar zelden dat iemand die een manuscript inzendt een week later al op de uitgeverij aan de koffie en het gebak zit en met de uitgever in grote lijnen de presentatie van het boek bespreekt, waarna er kan worden aangeschoven bij de marketingdeskundige die ervoor zal gaan zorgen dat het werk landelijk en in delen van Vlaanderen onder de aandacht komt via een ingelaste extra lange uitzending van De Wereld Draait Door Pauw & Witteman.
In werkelijkheid krijg je een manuscript niet uitgegeven als je geen kruiwagen hebt of een gouden tip toegespeeld krijgt. Met betrekking De mooiste dag tot nu toe verkeerde ik in de gezegende omstandigheid dat ik beide heb mogen meemaken.

Omdat een gerenommeerde belezen vriendin met wie ik een boeiende e-mailcorrespondentie onderhield een liefhebster was van boeken in het genre Young Adult en zij mij belangeloos op dergelijke boeken attendeerde, ging ik die ook lezen. Mogelijk daardoor deden zich op den duur ideeën voor puberverhalen voor waar ik mee aan de gang ging. Toen ik de gerenommeerde belezen vriendin leerde kennen was zij werkzaam bij uitgeverij Sjaloom, na voltooiing van De mooiste dag tot nu toe was zij dat niet meer. Dat was jammer, want zij had het manuscript met plezier gelezen, zoals zij op 16 augustus 2008 per e-mail enthousiast liet weten: ‘toen ik het boek uit had dacht ik: ik wil meer! Meer Liesanna, Frank en Tirra (heel leuke personages).’
Niet getreurd, want gerenommeerde belezen vriendin ging nog wel eens bij haar voormalige werkverstrekker op visite, zodat zij op 19 september kon berichten: ‘Je manuscript is gisteren afgeleverd bij Sjaloom.’ Men zal denken: dan had je het net zo goed kunnen opsturen, maar de toegepaste manier van bezorging leidde ertoe dat er op het manuscript een gele sticker geplakt werd, ‘waarop vermeld wordt dat dit niet zomaar een manuscript is,’ aldus gerenommeerde belezen vriendin in een gemailde toelichting die zich in het archief van de auteur bevindt.
Dat een manuscript gesierd is met een gele sticker is natuurlijk geen garantie dat het op stel en sprong met buitensporige belangstelling gelezen wordt. Op 16 januari 2009, vier maanden na het aanbrengen van genoemde gele sticker, informeerde ik via het contactformulier op de website van Sjaloom of men al in de gelegenheid was geweest naar het manuscript te kijken.
Diezelfde dag kwam er een reactie van Marjan.

Ik heb het gelezen, en vond het een prettig lezend, aardig verhaal. Ik het [sic] het naar Willem doorgespeeld, die het een van zijn dochters zou laten lezen. Toevallig heb ik het vorige week met hem nog over het manuscript gehad, maar hij kon zich er niets meer van herinneren. Zal het volgende week nog even ter sprake brengen. Sorry, dat het allemaal zo lang duurt, maar het is dus nog niet definitief op de stapel afwijzen gelegd… Ik zal proberen, volgende week nog even contact op te nemen.

Een maand later, op 17 februari, nog maar eens bij Sjaloom geïnformeerd. Want hoewel zij het ongetwijfeld geprobeerd had, was het Marjan niet gelukt contact met mij op te nemen.
‘Ben benieuwd hoe de leeservaring was van de dochter van de “Willem” die je noemde!’
En alweer een snelle reactie, de volgende dag namelijk, nu van Liesbeth: ‘Marjan is op dit moment op wintersport. “Willem” is de uitgever, de heer Wildeboer. Ik zal je mail naar hem doorsturen en vragen of hij (via mij of Marjan) wil reageren.’
Toen het vervolgens stil bleef begon mij het gevoel te bekruipen dat bij ‘Willem’ (alias de heer Wildeboer) de wil ontbrak om via Liesbeth of Marjan te reageren. Omdat er een gele sticker op het manuscript was aangebracht gaf ik de moed niet meteen op maar op 1 december 2009, de sticker zat er al ruim veertien maanden op als-ie inmiddels niet was losgeraakt, wat bij een goedkope lijmsoort zomaar het geval zou kunnen zijn, vond ik dat ik nu wel eens wilde weten hoe of wat en mailde Marjan, die ik het langst kende.

Je zond me een paar weken geleden, op 16 januari om precies te zijn, onderstaande mail waarin je verklaarde voornemens te zijn te pogen de week erna contact met me op te nemen. Toen ik op 17 februari per mail informeerde hoe het ermee stond, vernam ik van je collega Liesbeth dat je op wintersport was. Ben je daar inmiddels al van teruggekeerd?

Dat was zij, zoals bleek uit haar mail van een dag later.

Bedankt voor het opsturen van uw manuscript. Helaas moet ik u mededelen dat het niet in aanmerking komt voor publicatie bij onze uitgeverij. Ik heb het met veel belangstelling gelezen, het was een interessant verhaal, maar toch vonden wij het geheel niet voldoen aan onze eisen. (…) Ik heb het verhaal nog extra onder de aandacht van de uitgever gebracht, maar het heeft helaas niet mogen baten. Hartelijk dank voor de interesse in onze uitgeverij, ik hoop dat u zich door deze afwijzing niet laat ontmoedigen en wens u veel succes verder met schrijven.

Tot zover mijn ervaring met de ingezette kruiwagen, om het oneerbiedig (maar zo niet bedoeld) te zeggen. Door nu met de gouden tip want die deed zich als gezegd ook nog voor. Op 20 februari 2009 was ik met de gerenommeerde belezen vriendin naar Middelburg gereisd om daar de niet minder gerenommeerde en niet minder belezen jeugdboekenschrijf-ster Floortje Zwigtman te interviewen. Dat werd een vrolijke boel, zodat ik nadien zo nu en dan met Floortje in mailcontact stond en haar op de hoogte hield van de ontwikkelingen rond de gele sticker en het manuscript eronder.
Floortje had een tip, of eigenlijk waren het er twee: ‘Misschien eens proberen bij De Eenhoorn of Clavis, die maken zich minder druk om het commerciële aspect of geven een ander soort boeken uit.’ (Dat mailde zij mij op 8 juli 2009, toen ik er kennelijk al geen groot vertrouwen meer in had dat die gele sticker de balans in mijn voordeel zou doen doorslaan.)
En zo begaf ik me naar het postkantoor, met twee enveloppen die in België bezorgd moesten worden. Over De Eenhoorn kan ik kort zijn: op het op 15 juli inzenden van het manuscript volgde geen reactie, op de begeleidende mail die ik twee dagen later ten overvloede verzond kwam er evenmin een. Toen ik op 1 december enigszins ongeduldig geworden een herinneringsmail stuurde kwam ook daar geen reactie op.
Maar Clavis!

Het begon op 20 juli met een bericht van een directiesecretaresse, en dat was niet zomaar een zakelijke, voorgekookte en beknopte ontvangstbevestiging zoals ik ze maar al te vaak in de maag gesplitst had gekregen (‘We hebben uw manuscript ontvangen, als we het niet vergeten hoort u wellicht eventueel ooit van ons’).
O nee: zij schreef meer dan honderd woorden om mij te bedanken voor het in Clavis gestelde vertrouwen. Het in goede orde ontvangen manuscript zou in handen van de verantwoordelijke eindredacteur komen, die mijn werk ‘grondig zal evalueren’. Dat ‘evalueren van manuscripten en illustraties’ was een tijdrovende bezigheid, dus verzocht zij mij een tijdje geduld te oefenen.
‘Mocht u nog verdere vragen hebben, aarzel dan zeker niet om met ons contact op te nemen.’

Dat was een hoffelijke bejegening zoals je die als schrijver buiten Vlaanderen niet tegenkwam. Misschien omdat er in mijn geval geen illustraties geëvalueerd hoefden te worden kwam er al op 13 augustus een mailbericht van acquirerend fondsredacteur Iris.
Zij had het manuscript bekeken en wilde graag eens met me afspreken om het door te nemen.
‘Warme groet, Iris.’
Een warm bericht en ook nog een warme groet, dat beloofde veel goeds, waardoor ik het niet kon laten de mail door te sturen naar Floortje, aan wie ik de gouden Clavistip te danken had en die een kwartier later antwoordde: ‘Hahaa! Gefeliciteerd! Hou me op de hoogte hoe het verder gaat.’

Omdat mijn auto een paar maanden voordien in de poeier was gereden nam ik op 11 september de trein naar Antwerpen. Bij de ingang van de Zoo wachtte Iris mij op, we begaven ons naar een rumoerige uitspanning nabij de hal van het station waar ik op een cola getrakteerd werd.
Iris zou na ons onderhoud nog een andere schrijver treffen. Zijn of haar manuscript behoefde nogal wat schaaf-werk maar op het mijne had zij niet veel aan te merken, zei zij (en zag ik toen we het doornamen aan de weinige krabbels in de marge).
Heldin van De mooiste dag tot nu toe Liesanna schrijft haar verhaal in een cahier, volgens Iris zou het boek in een soort dagboekvorm uitgegeven kunnen worden: dat was wel leuk en geen probleem. Die uitgave zou dan in het najaar van 2010 kunnen plaatsvinden. Ik hoefde het manuscript nadat ik het bekeken en waar gewenst verbeterd had niet per post naar haar op te sturen: het kon per mail. Iris zou als dat gebeurd was een bureauredacteur er nog naar laten kijken en ook een jeugdige lezer.
En o ja: Clavis had een kraam op de Boekenbeurs van Antwerpen, in het najaar, ik was van harte uitgenodigd om langs te komen en kennis te maken met haar collega’s.
In mijn enthousiasme had ik voorafgaand aan de Antwerpse afspraak Iris een aantal voor een puberpubliek bestemde korte verhalen gezonden. De meeste waren uit de mouw geschud, een had ik zelfs in eerste versie in het Westeinde Ziekenhuis geschreven, aan het sterfbed van mijn moeder, om de tijd te doden.
(Het was geloof ik niet mijn mooiste jaar tot dan toe, 2009. Dat begon met de dood van mijn kat, zes weken na de dood van mijn andere kat, vervolgens noopte een onopgemerkt opduikende fietser mij tot abrupt stoppen, met een slag in het fietsvoorwiel als gevolg, werd mijn auto aan de achterzijde geplet door een kwibus die verzuimde te remmen en dan ook nog een moeder die ophield met leven. Gelukkig ging het dat jaar met mijn schrijverij voorspoediger.)
In voornoemd enthousiasme had ik Iris op 17 september een inventarisatie gemaild van werken die op komst waren, zoals Zoute griotten speciaal – achttien boeken in totaal, waarvan er (De mooiste dag tot nu toe en dit meegerekend) sinds 2013 twaalf verschenen zijn.

Clavis had met mij goud in handen want als een uitgever iets graag ziet is het een schrijver die niet opgejut hoeft te worden om met een volgend boek te komen. Ik was zelfs al vervolgen op De mooiste dag tot nu toe van plan: De mafste week tot nu toe en De merkwaardigste nacht tot nu toe, plus een verhalenroman voor meisjes (Alles over de liefde) en een voor jongens (De horrormeester). Laat Martin maar schuiven!
Intussen moest eerst De mooiste dag tot nu toe nog even door Clavis op de markt gebracht worden, en om te beginnen een beetje verbeterd. Ik ben ook in die zin een rare dat ik er altijd enorm tegen opzie een door anderen van opmerkingen voorziene tekst van mezelf te lezen. Ook als ik al weet, zoals in dit geval, dat die opmerkingen niet veel voorstellen. Op 24 september ging ik er eindelijk voor zitten en was die dag slechts van 09.20 tot 09.50 uur bezig met het bekijken van de opmerkingen en daar eventueel wat mee doen.
Ik heb het betreffende manuscript niet bij de hand (en geen zin om het archief ervoor uit te kammen) maar er staat me bij dat Iris gevraagd had of de naam van Liesanna’s grote liefde wat minder gewoontjes dan Frank kon zijn. Dat kon: hij ging Timio heten. Dan herinner ik me nog een opmerking over Liesanna’s huis, dat slechts over een enkele badkamer beschikte. Moesten dat er niet meer zijn, vroeg Iris zich af. Nee, dat moesten er maar niet meer zijn, vond ik zelf, en liet daarom geen tweede badkamer in de woning aanleggen. Ook omdat ik de middelen niet had om een aannemer in de arm te nemen.
In de dagen nadien peuterde ik verder aan het manuscript, totdat ik op 2 oktober vond dat het nu wel in orde en helemaal naar mijn zin was. Ik mailde het Wordbestand die dag naar Iris – en omdat er geen reactie van haar kwam zond ik haar zes dagen later een mail.

Vorige week vrijdag mailde ik je de verbeterde versie van De mooiste dag. De ontvangst daarvan werd niet bevestigd. Omdat je op een eerdere mail ook al niet reageerde, begin ik me af te vragen of mijn mail je wel bereikt. Laat s.v.p. weten of e.e.a. aankwam.

Even later, zonder aanhef: ‘Ik heb alles goed ontvangen, is gewoon beredruk. Warme groet, Iris.’
Vermoedelijk door deze mail begon ik eraan te twijfelen of er wel wat terecht zou komen van het verschijnen van De mooiste dag tot nu toe bij Clavis. Wat was die Iris er voor een, dat ze er pas na een herinnering toe te bewegen was de ontvangst te bevestigen van een manuscript dat ze voornemens was uit te geven?
En wat was dat ‘beredruk’ voor een slappe uitvlucht, hoeveel seconden heb je nodig om een bevestigingsmail te concipiëren en te versturen?
En waarom kon dat dan na een aanmaning wel, ondanks de beredrukte? (‘Mocht u nog verdere vragen hebben, aarzel dan zeker niet om met ons contact op te nemen’ – die zin uit de hoffelijke ontvangstbevestiging schoot me omdat ik aanleg voor cynisme heb omstreeks dat moment te binnen.)
En waarom was mij nog geen contract voor het boek gezonden als ze het wilden uitgeven? Zo bont had zelfs Anthos het niet gemaakt.
Omdat ik me toch aan het ergeren was begon ik me ook te ergeren aan die ‘warme groet’, die even gemeend aandeed als de ‘fijne dag’ je gewenst door een caissière die het een zorg zal zijn hoe je dag verloopt.
Enfin, zoals misschien enigszins invoelbaar is was ik ten prooi geraakt aan een wat onvrolijk humeur. Ik zag het tijdelijk wat somber in, maar, kop op, het kwam wel in orde met Clavis. Ach, wel ja.
Het werd november en in Antwerpen was het Boeken-beursgebeuren losgebarsten – was ik daar niet voor uitgenodigd door Iris, om kennis te maken met haar collega’s? Ja, dat was ik. Een mailtje maar weer.

Tijdens onze ontmoeting in Antwerpen vertelde je me enthousiast dat je me wilde uitnodigen op de Boekenbeurs in Antwerpen, in november. Omdat november al een tijdje aan de gang is ging ik vandaag eens op internet kijken wanneer die Boekenbeurs precies gehouden wordt, en zag tot mijn verrassing dat die alweer bijna voorbij is. Ik vind het jammer en teleurstellend dat ik daar niets meer van je over gehoord heb.

De volgende dag een reactie: ‘Ik zeg altijd tegen iedereen dat ze me gewoon even moeten mailen ivm de toegangskaarten. Ik kan dat onmogelijk van iedereen bijhouden.’
En daar was-ie weer: ‘Warme groet, Iris’ – die ‘altijd’ tegen ‘iedereen’ zei dat ze gewoon even moesten mailen voor toegangskaarten maar dat op 11 september niet tegen mij had gezegd en in plaats van zich daarvoor te verontschuldigen een toon aansloeg die niet ver van verongelijkt verwijderd was.
Op 1 december opnieuw Iris. Ze had feedback gekregen van een redacteur die niet enthousiast was. Ook zij vond het ‘heel fijn geschreven’ maar: ‘de verhaallijn boeit niet voldoende’. Er stond veel overbodige info en het sprong nogal van de hak op de tak – ‘we vragen ons toch af of je de verhaallijn niet boeiender en interessanter kan maken. Heb jij daar nog zin in?’
(Inderdaad: daarna uiteraard nog een warme groet.)
Niet alleen had ik daar geen zin in, ik had zelfs geen zin om op haar mail te reageren en Iris liet ook niet meer van zich horen. Permanent beredruk, denk ik – en ook niet zo enorm in het boek geïnteresseerd dat ze voor het geval ik haar mail over het hoofd gezien had nog eens informeerde hoe het ermee stond en ik erover dacht.
Als men mij destijds gevraagd zou hebben wat ik van de gang van zaken vond, had ik waarschijnlijk mijn verbazing erover uitgesproken dat een acquirerend fondsredacteur er door een lager in de hiërarchie gepositioneerde bureauredacteur op moet worden gewezen dat een manuscript dat zij wil uitgeven onder de maat is.
Zo iemand lijkt me niet zo geschikt om het beroep van acquirerend fondsredacteur uit te oefenen, en de communicatieve vaardigheden lieten ondanks de talrijke warme groeten ook te wensen over.

De hierboven al geciteerde laatste woorden van Sjaloom kwamen de volgende dag, en het duurde tot 2014 voordat ik het manuscript weer bekeek en er een verhaallijn aan toevoegde en het boek op eigen kracht op de markt bracht. Het waren ongunstige avonturen geweest, met Sjaloom en Clavis – maar het had nog veel ongunstiger kunnen uitpakken als een van beide me het jawoord had gegeven.
Zo was het achteraf een grote opluchting dat De mooiste dag tot nu toe niet door Clavis was uitgebracht. De website Boekblad.nl, een bericht van 27 januari 2011: ‘Clavis ligt momenteel zwaar onder vuur bij haar eigen auteurs. Onder anderen Rian Visser en Jurgen Walschot klagen over de slechte en late afwikkeling van de royalty’s en zijn het zat. Ze hebben de publiciteit gezocht. “In de geruchten zit een stukje waarheid”, zegt Clavis-directeur Philippe Werck.’
En stel je voor dat ik in handen van Sjaloom gevallen was. De Twilight-reeks van Stephenie Meyer was wereldwijd de grootste hit sinds Harry Potter en Sjaloom had de eerste delen ervan in het fonds, gerenommeerde belezen vriendin, er toen nog in betrekking, was terecht enthousiast geraakt over het manuscript, net als haar moeder over het boek. Boekblad.nl bericht op 28 november 2008 onder de kop ‘Stephenie Meyer teruggehaald van Sjaloom’ dat de Amerikaanse uitgever Little, Brown Books for Young Readers de Nederlandse rechten opnieuw heeft geveild wegens een betalingsachterstand bij Sjaloom.
Boekbladkop 3 juni 2009: ‘Dreiging dwangsom in conflict uitgeverij Sjaloom met auteurs’ – dat gaat over vier auteurs die de rechter (en dan niet de rijdende) hebben ingeschakeld om naleving van hun contracten te laten afdwingen: ‘Uitgever Willem Wildeboer was slordig in het versturen van royaltyoverzichten en nog slordiger met betalen.’
Op 12 oktober 2012 bericht Boekblad.nl dat Uitgeverij Sjaloom en eigenaar Wim Wildeboer door de rechtbank in Amsterdam failliet zijn verklaard. Er was eerder dat jaar een brandje geweest waarbij de complete voorraad van 180.000 boeken in de hens ging, ook dat nog.
Op 12 maart 2013 begint Maarten Dessing zijn artikel op Boekblad.nl aldus: ‘Stak eigenaar Wim Wildeboer van uitgeverij Sjaloom vorig jaar zelf de opslag in Harlingen in brand? Pas als die vraag is beantwoord, kan het faillissement van de uitgeverij worden afgehandeld.’

© Copyright Martin de Jong, Den Haag. Alle rechten voorbehouden.

techniek: Maarten van der Peet