Twee schrijvers die rond de uitreiking van een literaire prijs met elkaar in conflict raken – dat zal de doorgewinterde lezer doen denken aan A.F.Th. van der Heijden en Arnon Grunberg, die in het najaar van 2007 kwestie kregen toen zij beiden genomineerd waren voor de AKO-Literatuurprijs. Er is zoals uit de afbeelding hierboven blijkt toeval in het spel: de synopsis van de roman werd een paar maanden daarvoor al genoteerd, op 1 augustus (22.10 – 22.15 uur).
De literaire titanenstrijd die de geweldenaars Van der Heijden en Grunberg voerden kan maar beter met de mantel der vergetelheid bedekt worden, afgezien van de aanleiding: Grunberg was niet zo gecharmeerd van het door Van der Heijden geschreven Mim en bracht zijn afkeer van de novelle naar buiten via een open brief in Humo en Het Parool (zo berichtte De papieren man op 17 oktober 2007, ook elders op het internet is over de eigenaardige affaire te lezen).
Mim verscheen ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Harry Mulisch. (NB. Op 29 juli 1997, Mulisch’ zeventigste verjaardag, schreef ik de eerste versie van Literaire genen, 4 pagina’s handschrift. Een fragment van de uiteindelijke versie is te lezen op pagina 44-45 van Literaire giller. Otto ter Weels biograaf Dick Grom heeft de daar Schrijver geboren geheten tekst in het archief van de schrijver gevonden.)
Er waren nog andere schrijvers die bij wijze van eerbetoon aan Mulisch een op diens persoon en/of werk geënte roman publiceerden. Er staat me bij dat Mim een goede pers kreeg, waar ik het na lezing mee eens kon zijn, en dat de andere boeken (die ik niet gelezen heb) minder positief besproken werden, waarna de mantel der vergetelheid zich erover ontfermde.
Toen die boeken verschenen was ik al (of al bijna) bezig aan Literaire giller, ik herinner me dat ik bij het lezen van een afkrakende bespreking van zo’n ode dacht: ze hadden mij moeten vragen een eerbetoontje aan Mulisch te schrijven. Maar ja, mij wordt nooit wat gevraagd.
© Copyright Martin de Jong, Den Haag. Alle rechten voorbehouden.